Grip op je bodem is een ‘mission impossible’, maar een beetje meer grip heeft al groot effect
Buiten was het koud, maar binnen in de voormalige melkstal bij DAW demobedrijf Nieuw Altinge in Anderen was het warm binnenlopen. Arjan Mager, agronoom en expert op het gebied van bodem en bemesting, sprak met boeren en andere geïnteresseerden over het benutten van stikstof in gewassen. Hoe benut je de stikstof het meest optimaal, welke rol speelt de bodem hierin en hoeveel invloed heb je hier als boer op? Hamvraag tijdens deze bijeenkomst; grip krijgen op je bodem, kan dat wel?
‘We hebben in de zomer van 2023 het vanggewas bladrammenas ingezaaid’, vertelt Geertje Enting, agrarisch ondernemer en gastvrouw van het DAW demobedrijf Nieuw Altinge. ‘Arjan stelde ons de vraag: ‘heb je gemeten hoeveel stikstof er nog in je bodem zat voordat je de bladrammenas ging zaaien?’ Daar hadden we niet bij stilgestaan, dat je dat kunt meten. We hebben een N-mineraalmeting gedaan en wat bleek: in de plant zat 142 kg N en de bodem was nagenoeg leeg. Hoe ga je dan die bladrammenas optimaal inzetten voor de volgende hoofdteelt?’
Echt grip een mission impossible
‘Echt grip krijgen op je bodem is een mission impossible’, opent Arjan de kennismiddag. Er zijn veel verschillende factoren die invloed hebben op de groei van een gewas. Je bodem is daarbij van groot belang. ‘Niet de meststoffen die je op je perceel brengt, maar de bodem is de belangrijkste bron van voedingsstoffen voor een gewas’, aldus de agronoom.
Opname van stikstof
Arjan legt uit dat hoe minder we van de bodem weten, hoe meer we geneigd zijn te denken dat alles in het gewas terechtkomt. ‘Dat is niet zo, want de bodem compenseert enorm veel van wat we doen. Je voedt eigenlijk de bodem en daar haalt het gewas zijn voeding uit.’
In een ideale situatie neemt een gewas geleidelijk stikstof op, maar bij veel gewassen is er sprake van een S-curve. Aan het begin van de groei neemt het gewas dan nauwelijks stikstof op en ook aan het einde van de groei is de stikstofopname gering. Het werkelijke aantal dagen dat het gewas dan stikstof opneemt ligt daardoor lager dan vaak wordt gedacht. Arjan toont de stikstofopname van mais als voorbeeld: ‘Mais heeft aan het begin weinig stikstof nodig en bouwt dat langzaam op. De maximale stikstofopname is bij dit gewas eind juli al bereikt.’ Voedingsstoffen die daarna beschikbaar komen, worden niet meer door de mais opgenomen.
Bijbemesten; zin of onzin?
Een gewas haalt de nutriëntenbehoefte niet alleen uit de meststoffen die de teler op het land brengt. Ook (na)levering van de bodem, depositie en de aanvoer via beregeningswater hebben hier invloed op. ‘We denken dat wat we aan meststoffen geven, aan opbrengst moeten bijdragen.
Soms is het bemesten alleen nodig om de bodem in balans te houden’, bepleit Arjan. Bemesten van een gewas kan dus, maar heeft vaak maar een klein aandeel in de opname van voedingsstoffen door een gewas.
Of en hoeveel stikstof een gewas uit je bemesting haalt, hangt af van welke behoefte het gewas op welk moment heeft en hoe efficiënt een gewas is. Een belangrijke kanttekening is dat de mate van stikstofopname van een gewas niet alles zegt over de efficiëntie van het gewas. Bij gewassen zoals aardappelen kan veel stikstof achterblijven in het loof. Je kunt dus een heel efficiënt gewas hebben dat veel stikstof uit de bodem en de bemesting opneemt, maar na de oogst een groot deel verliezen doordat het achterblijft in het blad. Dat is het geval bij loofmassa’s die aan het einde van het seizoen mechanisch of chemisch worden vernietigd om de aardappelen te rooien. Op percelen waar de aardappel de kans krijgt om het loof in de afrijpingsfase leeg te trekken blijft er minder dan 30kg N/ha achter, terwijl dat bij vernietigd, groen loof 100kg N/ha of meer is. ‘Ik vind daarom dat we een match moeten vinden in wat we geven en welke behoefte het gewas wanneer heeft’, stelt Arjan.
Hoeveel invloed heb je als boer?
Standaard wordt ervan uitgegaan dat de nitraatconcentratie in de bodem wordt gezien als uitspoeling. Arjan vindt dat te kort door de bocht: ‘De nitraatconcentratie in de bodem kent zoveel meer factoren dan uitspoeling, een boer kan er soms zelf niet eens iets aan doen.’ Onder andere de samenstelling van de bodem is bepalend voor de hoeveelheid nitraat in de bodem. Arjan vindt dat je daarom een teler niet zomaar kunt benadelen om zijn perceel.
Meten is weten
‘Als je goed met meststoffen wilt omgaan en daar het meeste uit wilt halen, dan moet je je bodem goed voor elkaar hebben’, concludeert Arjan. Hij benadrukt daarom het belang van meten. Waar komt je stikstof vandaan? Komt het door je teeltwijze of door de samenstelling van de bodem?
Op de juiste manier meetgegevens verzamelen kan volgens Arjan alleen machinaal en door op veel verschillende plekken in je perceel een monster te nemen, ongeveer 40 keer op één perceel op een diepte van 30, 60 en 90 centimeter. Via het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer kun je nu gratis een N-mineraalmeting laten doen inclusief advies. Vraag hier je gratis meting aan! Alleen als je zorgvuldig informatie ophaalt uit je bodem, kun je er grip op krijgen.